v. (-ten),
1. kleine samenhangende hoeveelheid ener donzige, wollige of vezelige stof: een dot veren; een dot garen; in ’t bijz. van haar : iem. een hele dot haar uit het hoofd trekken ; — het haar in een dot doen, het tot een wrong bijeenbinden; — (gew. en volkst.) grote hoeveelheid, kluit;
2. doekje waarin men iets zoets heeft gebonden en dat men (vroeger) schreiende zuigelingen in de mond stak om ze te sussen;
3. (inz. als vrouwelijke term) iets dat klein, lief en mooi is : een dot van een kind, een snoezig kind; een dot van een hoedje; — ook als aanspreekw.: dot, dotje ; — je bent ook een lekkere dot! je bent ook een mooie!