Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doorwassen

betekenis & definitie

I. (wies door, is doorgewassen), doorgaan met groeien, in ’t bijz. van jonge aardappels die, vooral bij aanhoudende warmte en regen in de zomer, uitlopen, nieuwe knollen vormen en dan meest glazig worden (doorschieters): zij wassen doeg, zijn doorgewassen.

II. (doorwas'sen) bn., doorgroeid: goed doorwassen vlees, met vet doorgroeid; doorwassen spek, met lagen vlees afgewisseld.

< >