I. (waaide door, woei door, heeft en is doorgewaaid),
1. blijven waaien;
2. door iets heen waaien;
3. geheel aan de wind, een luchtstroom blootstellen: laat de kamer eens flink doorwaaien; ik zal me eens laten doorwaaien, in de wind gaan lopen; (fig.) boemelen;
II. (doorwoei' of -wraaide, heeft doorwaaid'),
1. zich waaiende bewegen door ;
2. aan de invloed van de wind blootstellen: de wind heeft ons geheel doorwaaid.