I. (las door, heeft doorgelezen),
1. voortgaan met lezen;
2. ten einde toe lezen, een brief doorlezen; ik heb dat boek slechts vluchtig doorgelezen;
II. (doorlas', heeft doorle'zen),
1. lezend doorgaan, geheel lezen: hij doorlas oude kronieken;
2. lezende doorbrengen: ik zal mijn avond maar doorlezen.