Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doorgroeien

betekenis & definitie

I. (groeide door, is doorgegroeid),

1. voortgaan met groeien; de aardappelen groeien door, er vormen zich aan de nog niet rijpe knollen in de grond nieuwe knolletjes; — het legerende graan groeit door, korte tijd vóór het rijpen vormt het nieuwe halmen;

II. (doorgroefde, heeft doorgroeid'), zich groeiend verspreiden door, ofwel: door iets heen groeien, meest in het verl. deelw. als bn.: dit vlees is geheel met vet doorgroefd, is vol vet; (plantk.) een doorgroeid blad, waardoor de stengel schijnbaar heengaat; doorgroeide bloemen waarbij een bloem in het hart ener andere groeit.

< >