Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dooreen

betekenis & definitie

bw. van omstandigheid, aanduidend:

1. dat voorwerpen of personen, resp. categorieën daarvan, niet in geregelde orde geplaatst zijn, dat het bij elkaar behorende niet bij elkaar is: na het ongeluk lagen stenen, balken, meubels wild dooreen; de soldaten stonden ordeloos dooreen ;
2. dat stoffen een mengsel vormen : ze dronken vijf wijnsoorten dooreen;
3. (fig.) dat enige gegevens tot een gemiddeld herleid worden : de opbrengsten der verschillende jaren dooreen rekenen.

Bij dooreen wordt meer op het ontstaande geheel gelet, bij door elkander op de samenstellende delen. In N.Nedl. wordt dooreen in de spreekt. niet meer gebruikt, men zegt door elkaar. Dooreen vormt met verschillende werkw. scheidbare samenstellingen die dan betekenen: door de werking komen of brengen in de toestand door dooreen uitgedrukt. De voornaamste zijn: DOOREENGOOIEN, (gooide dooreen, heeft dooreengegooid); DOOREENGAAN; DOOREENGROEIEN; DOOREENHASPELEN, (fig.) met elkaar verwarren (woorden, feiten enz.); DOOREENJAGEN; DOOREENKNEDEN; DOOREENKNOEIEN; DOOREENKOKEN; DOOREENLOPEN; DOOREENMENGEN; DOOREENROEREN; DOOREENSCHUDDEN; DOOREENSLAAN; DOOREENSMELTEN; DOOREENSMIJTEN; DOOREENSTROOIEN; DOOREENVAREN;

DOOREENVLECHTEN; DOOREENVLIEGEN; DOOREENVLOEIEN; DOOREENWARREN; DOOREENWERKEN; DOOREENWERPEN; DOOREENWOELEN.

< >