Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doorbreken

betekenis & definitie

I. (brak door, heeft en is doorgebroken),

1. door drukking in twee delen gescheiden worden of opengaan : de dijk brak door; ’t gezwel is doorgebroken;
2. door drukking in twee delen scheiden: een stok doorbreken;
3. door een tussenliggende stof, een bedekking, een weerstand enz. heen breken: de paarden braken door en ontvluchtten uit de omheining; de vijanden trachtten door te breken, zich door de liniën, gelederen een weg te banen; (voetbalspel) door de linie der verdedigers gaan ; — die tandjes zullen gauw doorbreken, door het tandvlees komen; — de zon zal spoedig doorbreken, door de wolken, de nevels haar licht laten schijnen; (fig.) een nieuwe dageraad brak door, brak aan (na zekere strijd);

II. (doorbrak', heeft doorbro'ken),

1. een opening, een weg breken door : de gelederen van de vijand werden doorbroken;
2. hier en daar een opening maken in, alleen in het verl. deelw. doorbroken.

< >