I. DOES
m. (doezen), kardoes, poedelhond.
II. DOES
v. (doezen), sproeier, metalen sluitstuk met gaatjes: de does van een brandslang, van een gieter, van een gloeilichtbrander. Zie voorts Douche.
III. DOES bw., (gew.) het paard ziet does uit zijn ogen, suf, niet levendig.