Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dijn

betekenis & definitie

1. het oude bezitt. vnw. van de 2e pers. enkelv., in dicht, en gekunstelde taal nog wel voorkomende;

2. zelfst. in het mijn en het dijn, wat mij en wat u toebehoort, bij uitbr.: de omstandigheid dat zaken aan ver

schill. personen toebehoren: het mijn en het dijn nog niet kennen.

< >