Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Deuntje

betekenis & definitie

o. (-s),

1. liedje, wijsje: deuntjes spelen, een deuntje fluiten; — ’t is het oude deuntje, ’t is weer net als altijd; — ik zing geen twee deuntjes voor één cent, ik zeg het voor de tweede maal niet weer ;
2. (met een onbep. w.) een poosje, een beetje: hij ging een deuntje huilen.

< >