Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Deugen

betekenis & definitie

(deugde, heeft gedeugd),

1. (meestal ontkennend gebruikt) braaf zijn, goed oppassen : die jongen heeft nooit willen deugen ;
2. geschikt zijn voor iets: die man deugt niet voor onderwijzer ; dit hout deugt niet

voor timmerhout; die noot deugt niet (om te eten) ; —dat deugt niet voor u, is niet goed voor u ;

3. in orde zijn, goed zijn: die oplossing deugt niet; dat woord deugt hier niet.

< >