bn. bw. (-der, -st),
1. zich verplicht gevoelende, erkentelijk voor genoten weldaden: ik zal u eeuwig dankbaar zijn; dankbaar voor iets zijn; — dankbaar, maar niet voldaan, het genotene stel ik op prijs, maar ik wens meer ; — een dankbaar mens, iem. die de deugd der dankbaarheid bezit; — een dankbaar hart, van dank vervuld; — (scherts.) ik blijf u dankbaar, ik pas er voor;
2. voldoening belovende, de moeite rijkelijk lonend: een dankbare taak, een dankbaar onderwerp ; een dankbare grond, akker, vruchtbaar, en daarbij weinig arbeid vorderende.