(Fr.) o. (-en).
1. beleefde begroeting, betuiging van beleefdheid, vriendschap of eerbied: complimenten wisselen; — (Zuidn.) Franse complimenten, mooie woorden; het compliment van de dag, heil- of gelukwensen, inz. met Nieuwjaar; — (mv.) vormelijkheid: geen complimenten! geen plichtplegingen; geen complimenten met iets (of iem.) maken, hem niet ontzien, beslist optreden; zonder veel complimenten, zonder aarzelen, op brutale wijze, zonder zich aan iets te storen; — veel complimenten hebben, veel noten op zijn zang hebben, veeleisend zijn; — geen complimenten van iem. af wachten, niets van hem afwachten, geen bevelen, aan- of opmerkingen van hem dulden.
2. groet die door een tussenpersoon wordt overgebracht: iem. de complimenten (van een ander) overbrengen; — als voorafgaande betuiging bij een verzoek of bericht: compliment van meneer A. of u enz.; — (scherts.) compliment aan je baas en zeg hem dat hij naar de pomp kan lopen.
3. vleiende beleefdheid: iem. een (zijn) compliment maken over (wegens) zijn voortreffelijk spel, zijn uitspraak, hem daaromtrent prijzen, loffelijke woorden zeggen: naar een complimentje vissen, hengelen, uitlokken.