Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Clausuur

betekenis & definitie

(<Lat.), v. (...suren),

1. afsluiting, in ’t bijz. kerkelijk slot, het afgesloten zijn van bepaalde kloostervertrekken voor het verkeer met de buitenwereld; ook deze vertrekken zelf;
2. klampen of slot om een boek te sluiten;
3. ezelsoor, vouw in een blad.

< >