Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Chic

betekenis & definitie

(Fr.), CHIQUE, CHIEK,

I. zn. v.,
1. modieuze verfijning in uiterlijk voorkomen of sociaal gedrag: de chic van haar kleding; een sfeer van distinctie en chic ;

wat getuigt van aanspraak op die verfijning: dat behoort tot de chic;

2. (coll.) de mensen die chic zijn: de Haagse chic;

II. bn. bw. (chieker, chiekst), in het bezit of getuigend van modieuze verfijning: er chic uit zien; een chic heer; een chieke hoed; — (zwakker) deftig, uit de hogere stand: chieke kennissen; — bw.: chic gekleed; dat staat chic.

< >