Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Cato

betekenis & definitie

1. MAP'CUS POR'CIUS —, bijgenaamd Ma'ior, (de Oudere) of Genso'rius (Oud-Censor) (234—149), was in 195 consul en in 184 censor te Pome, drong steeds in de Senaat aan op de verwoesting van Carthago, volgens zijn leus : Ce'terum cen'seo Cartha'ginem es'se delen'dam d.i.,,verder ben ik van gevoelen, dat Carthago verwoest moet worden”.

Hij was het type van de conservatieve Romein, die zich verzette tegen het binnendringen van de Gr. cultuur; 2. Cato Uticen'sis (van Utica), achterkleinzoon van Cato Maior, was de aanvoerder der republikeinse partij in de laatste eeuw der republiek, verzette zich hardnekkig tegen het streven van het eerste Driemanschap, sloot zich in de burgeroorlog bij Pompe'ius aan en pleegde zelfmoord na de overwinning van Caesar bij Thapsus, in U'tica (vandaar Uticen'sis).

< >