Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Buurman

betekenis & definitie

m. (...lieden), buur; iem. die naast ons woont, zit, staat enz.; ook van landen en volken, scherts, ook van zaken gezegd; — (spr.) al te goed is buurmans gek (of: is andermans bloed), wie te goed is, wordt het slachtoffer zijner goedheid, vindt stank voor dank; — vraag het mijn buurman, die weet het ook niet, in antwoord gegeven op een vraag die moeilijk te beantwoorden is.

< >