Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bis

betekenis & definitie

I. v., (w. g.) naam der noot welke een halve toon hoger is dan b.

II. bw.,

1. nog eens, bij herhaling;
2. na een telw.: het tweede (in een reeks gelijksoortige of gelijke eenheden): nummer 3 en nr. 3 bis; artikel 65 bis, bijgevoegd artikel;

III. zn., gemeensl., tweede exemplaar.

< >