Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Biljet

betekenis & definitie

o. (-ten), geschreven of gedrukt stuk papier of kaartje, dienende hetzij tot aankondiging, mededeling (al of niet aan een bep. persoon), hetzij tot bewijs waaraan de bezitter zekere rechten kan ontlenen; vgl. aanplak-, spoor-, stem-, belasting-, reclame-, intekenbiljet; — biljet van inkwartiering; in biljetten liggen, ingekwartierd zijn bij de burgers; — in ’t bijz. bankbiljet: een biljet van f 100; — toegangsbewijs: biljetten laten halen (voor een toneelvoorstelling, een concert enz.).

< >