v.,
1. het bezetten;
2. (-en), manschappen die een plaats of gebied bezetten, garnizoen;
3. het feit of de toestand dat een plaats of een gebied bezet is : de jaren der bezetting, der (Duitse) overheersing ;
4. (muz. en toneel) het (doen) vervullen van rollen en partijen; ook de personen die de rollen of partijen spelen: de bezetting van een orkest, van een stuk ;
5. benauwdheid door grote slijmafscheiding: bezetting op de borst.