Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bever

betekenis & definitie

I. BEVER

1. m. (-s), knaagdier (Castor fiber) met zwemvliezen tussen de tenen en een brede platte staart die met schubben bedekt is ; leeft in Oost-Europa en N.-Amerika en is bekend om zijn kunstige woningbouw’; —
2. o., beverbont;
3. grof, sterk geruwd katoenweefsel voor onderkleding.

II. BEVER

m., (Barg.) schrik ; koorts (koude bever).

< >