I. BEVER
1. m. (-s), knaagdier (Castor fiber) met zwemvliezen tussen de tenen en een brede platte staart die met schubben bedekt is ; leeft in Oost-Europa en N.-Amerika en is bekend om zijn kunstige woningbouw’; —
2. o., beverbont;
3. grof, sterk geruwd katoenweefsel voor onderkleding.
II. BEVER
m., (Barg.) schrik ; koorts (koude bever).