I. (belas, heeft belezen),
1. een bezweringsformulier uitspreken over —; liturgische gebeden uitspreken ter uitdrijving of afwering van de boze geest en zijn invloed: iem., het vee belezen.
2. door belezing uitbannen: een ziekte, de duivel belezen.
3. overreden: zich laten belezen.
II. bn. (-er, -st), die veel gelezen heeft, die veel kennis uit boeken bezit: een belezen man.