bn.,
1. (w. g.) waarop gelegen is (een bed b.v.).
2. lang of een voldoende tijd gelegen hebbende: belegen kaas, oude; — belegen bier, behoorlijk uitgegist; — belegen wijnen, die lang in de kelder hebben gelegen; — droge en belegen sigaren; — belegen touw, in zijn geheel gestoofd en geteerd, in tegenstelling met het als garen geteerde touwwerk.