Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bekennen

betekenis & definitie

(bekende, heeft bekend),

1. bespeuren: op die deur is geen verf meer te bekennen, zij is geheel verveloos; dat goed is zo vuil, er is geen grond meer te bekennen, van de oorspronkelijke kleur is niets te bespeuren ; het was zo donker, dat ik geen hand voor ogen kon bekennen, kon zien ;
2. (bijb.) een vrouw bekennen, vleselijke gemeenschap met haar hebben;
3. (gew.) (iem. of iets) herkennen; — [germ. zich tot een geloof bekennen, een geloof belijden, erkennen er toe te behoren]
4. erkennen, uitkomen voor : ik moet, wil wel bekennen, toegeven (dat dit zus of zo is);
5. zijn schuld belijden, inz. in rechte, zo in burgerlijke, als in strafzaken ; veelal absoluut: de moordenaar heeft eindelijk bekend; buiten pijn en banden bekennen, vrijwillig : — (kaartsp.) kleur bekennen, een kaart van dezelfde kleur spelen als degeen die het eerst gespeeld heeft; (meest tig.) voor zijn mening uitkomen, in ’t bijz.: partij kiezen in een strijd of geschil.

< >