(bedong, heeft bedongen),
1. bij overeenkomst bepalen; — dat is er niet bij bedongen, niet afgesproken, daarop ben ik niet voorbereid; — aanspraak verwerven of doen gelden op : het bedongen loon; de nieuwe meid bedong twee vrije avonden per week ; — die prijzen kan men niet bedingen, eisen ;
2. iem. nauw bedingen, hem zoveel mogelijk afpingelen.