I. BATS
v. (-en), grote afgeronde schop, om zand te scheppen, ballaster.
II. BATS
w., (gew.) pats! plof!
III. BATS bn. bw. (-er, -t), (veroud. en gew.) trots, overmoedig, hoogmoedig ; — een batse meid, zwierig, in het oog vallend rijk gekleed ; — hij is mij te bats, te vinnig ; — een batse hond, een bittertje.