I. BARK
BORK, m., (gew.) ruig korstachtig gedeelte der boomschors; (elders) al of niet gemalen eikenschors; (ook) gebruikte run, als brandstof gebezigd.
II. BARK
v. (-en), type van koopvaardijschip met drie of meer masten, waarvan de achterste gaffeltuig voert en de overige razeilen.