Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bark

betekenis & definitie

I. BARK

BORK, m., (gew.) ruig korstachtig gedeelte der boomschors; (elders) al of niet gemalen eikenschors; (ook) gebruikte run, als brandstof gebezigd.

II. BARK

v. (-en), type van koopvaardijschip met drie of meer masten, waarvan de achterste gaffeltuig voert en de overige razeilen.

< >