m.,
1. last die dient om te bezwaren; inz. last van keien, zand enz. die men onder in een schip bergt om het vast te doen liggen: ballast innemen, uitwerpen ; — de ballast schiet, raakt van zijn plaats ; — vliegende ballast, een gedeelte van de ballast dat afzonderlijk gehouden wordt, om het al naar het nodig is, vóór- of achteruit te leggen; — in of op zijn ballast liggen, nog geen lading inhebben; in ballast varen, zonder lading varen; — iem. voor ballast meenemen, zonder betaling de reis mee laten maken;
2. zakken met zand die een luchtreiziger meeneemt om uit te werpen als hij de stijgkracht wil vergroten;
3. (fig.) waardeloze, nutteloze last: al die kennis is maar ballast, men heeft er niets aan ; — laat de paraplu en de regenmantel thuis : ’t is niets dan ballast op reis, ge hebt er niets dan last van; — hij is een ballast voor de wereld, een onnut persoon die iedereen tot last is ;
4. (spoorw.) zand, grint of steenslag over de aardebaan gespreid als onderlaag voor de dwarsliggers;
5. ballastschop.