(<Fr.), m. (-en),
1. hij die een der schone kunsten (hetzij scheppend of reproducerend) beoefent, kunstenaar, toneelspeler, muzikant;
2. (gemeenz.) iem. die optreedt in een circus, in een caféchantant; kunstenmaker; — (scherts.) domoor;
3. (Zuidn.) veearts.