(Fr.), o.,
1. (eig.) loodrechte stand; in ’t bijz. die der letters (bij het gieten);
2. (fig.) beslistheid, zelfvertrouwen, doortastendheid, flink optreden; — iets met een zeker aplomb zeggen, zingen, spelen, met vastheid, zekerheid, zonder weifelen; — zijn aplomb niet verliezen, zich niet in de war, van de wijs laten brengen; — zijn aplomb hervatten, weer moed vat en.