m. (-n),
1. (aardr.) tegenvoeter, bewoner van een plaats met even grote, doch tegengestelde breedte, en 1800 verschil in lengte; — iem. naar de antipoden wensen, hem ver weg wensen;
2. mv. (fig.) mensen met geheel tegengestelde meningen;
3. optische antipoden, chem. verbindingen die alleen daarin verschillen dat zij in het polarisatievlak in tegengest. richting draaien.