Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Angelus

betekenis & definitie

(Lat.), o. (eig. engel, bode] (R.-K.),

1. drieledig gebed, dat ’s morgens en ’s avonds om 6 uur en ’s middags om 12 uur door vele gelovigen wordt gebeden ;
2. het bedeklokje dat de gelovigen tot dat gebed oproept;
3. (Zuidn.) angelus spelen, pinkeren.

< >