(Lat.),in de ene hand heeft hij een steen, in de andere toont hij een brood (Plautus, Aulul. 152). Wordt gezegd van iemand die een ander met mooie beloften lokt om hem dan in het verderf te storten.
Vergl. de beeldspraak met Lukas 11 : 11 : ,,Welk mens, zo zijn zoon hem om brood zou vragen, zou hem een steen geven ?”