Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afwerker

betekenis & definitie

m. (-s), de persoon die iets afwerkt of voltooit; in ’t bijz.:

1. iem. die een talud juist en vlak onder profiel brengt;
2. (gew.) iem. die van af werken (afdoen) houdt;
3. (in de glasblazerij) de persoon die bij het glasblazen het tweede werk verricht, door het opgeschepte en aanvankelijk opgeblazen glas van ; de aanvanger over te nemen en verder af te werken, gewoonlijk steller geheten.

AFWERKSTER, v. (-s).

< >