(vroor af, heeft en is afgevroren),
1. door de werking van de vorst losgaan en afvallen: de kalk te van de muur af gevroren; 2. (van delen van levende organismen als b.v. ledematen of de delen daarvan ; bladeren, bloesems, takken enz. van bomen) door de werking van de vorst versterven en tengevolge daarvan door de nog levende aangrenzende weefsels afgestoten worden, doodvriezen: al de bloesems van de appelboom zijn van nacht afgevroren ; de aardappelen zijn tot de grond toe af gevroren;
3. het vriest wat (vrij wat, heel wat enz.) af, het vriest lang en sterk, er is veel vorst.