Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afvorderen

betekenis & definitie

(vorderde af, heeft afgevorderd), tem. (of van tem.) iets afvorderen, van hem vorderen, vergen of eisen (sterker dan afvergen, en zwakker dan af eisen) : voor een boterham met vlees wordt u twee shilling afgevorderd ; van al de steden werd een schatting afgevorderd ; — vorderen dat iem. iets doet: tem. een besluit afvorderen; — (w. g.) zich(zelf) iets afvorderen, iets van zichzelf vergen; — iemand een belofte, een eed, een verklaring, een bekentenis enz. afvorderen, van hem eisen die te doen, die te zweren, af te leggen; — oneig.: zulk een edele daad vordert ons bewondering en eerbied af, dwingt ons die op te vatten, te gevoelen.

< >