(slechtte af, heeft en is afgeslecht),
1. oneffenheden aan de oppervlakte wegnemen ; — (gew.) het land, de grond afslechten, de hoogten wegnemen, effen maken; — (metaalbewerking) gedreven metalen voorwerpen door een luchtig kloppen aan de buitenste oppervlakte met een daartoe ingerichte gepolijste hamer gladhamforen ; — ruw opgebrachte verf gladmaken ;
2. (zeevaart) (een onstuimige zee) slechten, effener, stiller, minder onstuimig maken: die slagregen zal de zee zal wat afslechten ; — ook onoverg. : effener, stiller worden, bedaren: de zee slecht af; is al vrij wat af geslecht.