Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afschuren

betekenis & definitie

(schuurde af, heeft en is afgeschuurd),

1. door schuren wegnemen: liet roest van ijzerwerk, het zwart van een ketel, olievlekken van een marmeren plaat enz. af schuren;
2. door schuren reinigen: de ketel, de plaat af schuren ; — zich het vel van de vingers af schuren ;
3. door schuren de oneffenheden der oppervlakte wegnemen en daardoor deze effen of glad maken: de vernislaag wordt als ze droog is, met puimsteen af geschuurd, om ze glad en fijn te krijgen;
4. door de schuring van de stroom loswerken en wegspoelen: de stroom schuurt de oever af;
5. (voorwerpen die geschuurd moeten worden) geheel of alle schuren; alles afdoen wat er te schuren valt: is al dat koperwerk nu al af geschuurd?
6. door schuring, wrijving losraken, verliezen: de deur klemt, de verf zal er af schuren ; — de buitenste delen door wrijving verliezen: ’t ijzer is wat ruw, maar zal door ’t gebruik wel af schuren;de grond-, de oever schuurt af.

< >