(schouwde af, heeft afgeschouwd),
1. (zaken die geschouwd moeten worden, inz. in de waterst.) alles schouwen voor zoveel nodig is : de commissie heeft alles afgeschouwd;
2. de schouw ten einde brengen : nadat men had afgeschouwd ;
3. (van aanbestede en als voltooid opgeleverde werken) onderzoeken of zij zich in de vereiste staat bevinden en tengevolge van dat onderzoek ze voor behoorlijk afgewerkt of voltooid verklaren : de aannemer beweert dat het gebouw in de volgende weck kan afgeschouwd worden.