I. (roeide af, heeft en is afgeroeid),
1. zich door roeien verwijderen; roei wat van de kant af ;
2. stroomafwaarts roeien : wij roeiden langzaam de rivier af ;
3. een roeivaartuig (resp. de opvarenden) door roeien verwijderen van de plaats of het voorwerp waarbij het zich bevindt: een boot van wal, van een paal af roeien ; ge hebt ons een heel eindje van de stad af geroeid;
4. (een afstand) roeiende afleggen, tot het einde er van voortroeien : een vaart afroeien ; — we hebben al heel wat af geroeid! veel geroeid ;
5. zich afmatten door lang achtereen te roeien: ik heb mij gisteren af geroeid en ben er nog stijf van ;
6. africhten in het roeien.
II. AFROEIEN, (roeide af, heeft afgeroeid), (van wijn of sterkedrank) gedaan maken met roeien of peilen.