Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afrijden

betekenis & definitie

(reed af, is en heeft afgereden),

1. zich rijdende verwijderen, wegrijden : de ruiters reden van het plein af (of het plein af); absoluut: rijdende vertrekken : om zeven uur rijden wij af; de vrachtwagen rijdt om 8 uur af, vertrekt; — (bij wedstrijden) de rit beginnen, van de meet af, op het bepaalde ogenbilk ; 2. van een hoger gelegen plaats naar een lagere rijden : van een heuvel, van een hoogte af rijden, ook de heuvel, de hoogte af rijden;
3. door hard, lang of onvoorzichtig rijden doen verliezen of kwijtraken : een paard een hoefijzer afrijden ; zij reden een rad van de wagen af :
4. een afstand ten einde toe doorrijden, rijdend afleggen: in hoeveel tijd kan men die weg af rijden? de vlugste (schaatsenrijder reed de gehele baan in 20 seconden af ; — een afstand afrijden, die te paard doorrijden om de lengte er van te berekenen ;
5. in alle richtingen aflopen of doorrijden ; — (een landstreek, een dorp enz.) rovend en plunderend in alle richtingen doorrijden: een vijandelijke ruiterbende reed het gehele landschap af;
6. (ruiters, schaatsenrijders, ook paarden enz.) in het rijden de baas zijn, zodat die afvallen : op de ijsbaan heeft hij wel enigen afgereden, doch geen prijs behaald ;
7. (fig. in de scheepvaart) een storm af rijden, bij stormweer voor anker gaan liggen en de ketting vieren, waardoor het schip met de golfslag op en neer kan gaan, alsof het rijdt, vgl. voor anker rijden;
8.(een paard, een auto, een fiets) door veel rijden en jakkeren bederven, onbruikbaar maken: ’t is schande, zoals die voerman zijn paarden af rijdt; een oude afgereden kar ;

(een paard) door lang of hard rijden zwaar vermoeien, geheel afmatten, uitputten: hij heeft gisteren zijn paard zo afgereden, dat het niet meer kon ; — zich af rijden, (vooral van ruiters en schaatsenrijders) zich uitputten, afmatten, door veel, lang of hard rijden : — (een paard) wat laten rijden, ten einde te voorkomen dat het stijf of onhandelbaar wordt door te lang op stal te staan.

< >