(pleitte af, heeft afgepleit),
1. door het houden ener pleitrede iem. van een straf bevrijden, zodat hij óf vrijgesproken óf tot een lichtere straf veroordeeld wordt: hij kan iem. van de galg af pleiten ; — (zegsw.) pleit een schurk van de galg af, hij zal er uzelf gaarne aan helpen, slechte mensen vergelden weldaden met ondank ;
2. (een eis, rechtszaken) geheel en al bepleiten, ze afdoen voor zoverre de pleidooien betreft: wanneer kan die zaak af gepleit wezen ?
3. ten einde pleiten : die advocaat heeft in zijn leven heel wat afgepleit.