Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afmaker

betekenis & definitie

m. (-s), hij die afmaakt, in ’t bijz. :

1. (in de walvisv.) de persoon die de walvis afmaakt, ook kapper, bank- of strandsnijder genoemd ;
2. vilder, slachter :
3.(diamantslijperij) het werktuig waarmede men de diamant die gesneden moet worden, vasthoudt om die met de meesnijder te bewerken en zodoende te voltooien, meer gewoonlijk opsnijder genoemd ;
4. (w. g.) gezegde of woord waarmee men zich van een zaak afmaakt, gewoonlijk dooddoener;
5. persoon die vlug, beslist handelt.

< >