(kalfde af, is afgekalfd),
1. (van de helling van afgegraven aardwerken en steile putwanden, inz. van oevers, slootkanten enz.) stuksgewijze afschuiven of instorten;
2. (van in zee afschuivende gletsjers) afbreken en ijsbergen vormen. In Z.-Ned. ook AFKALVEREN.