(<Fr.), v. (-en),
1. verwantschap, zwagerschap, maagschap;
2. (fig.) overeenkomst, samenhang ;
3. (scheik.) bijzondere geneigdheid tot het vormen van verbindingen : zuurstof heeft een grote affiniteit tot ijzer (waardoor het roest);
4. de aantrekking die bij de aanraking van twee verschillende stoffen plaats heeft.