(Fr.), v. (-s),
1. zaak, aangelegenheid, historie ; affaire d’amour, liefdeshistorie ; — affaire d-honneur, zaak waarin iemands eer betrokken is, vand. : duel, tweegevecht;
2. rechtszaak;
3. (Zuidn.) gij hebt er geen affaire(s) mede, die zaak gaat u niet aan;
4. winkelzaak, handelszaak: de affaire verkopen, aan kant doen; een affaire beginnen; een beklante affaire in kruidenierswaren;
5. (Zuidn.) wat ’n affaire, wat ’n herrie.