(bliksemde af, heeft en is afgebliksemd),
1. (onoverg.) (dicht.) bliksemend of als een bliksemstraal naar beneden schieten ;
2. (overg.) door een bliksemstraal naar beneden werpen;
3. (ruwe taal) afvallen: hij bliksemde de trap af, rolde naar beneden;
4. (overg.) afwerpen: iem. de trappen afbliksemen, met ruw geweld er af smijten.