Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Adamsappel

betekenis & definitie

m. (-s, -en),

1. (ontl.) het vooruitstekend bovenste gedeelte van het strottenhoofd (eig. het schildkraakbeen);
2. een soort van citroen, drie- of viermaal zo groot als een gewone oranjeappel (Citrus decumana), meer bekend als pompelmoes en djeroek ;
3. een soort van banaan of pisang (Musa sapientium).

< >