Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aartskanselier

betekenis & definitie

m. (-s, -en),

1. titel der drie geestelijke keurvorsten van Mainz, Trier en Keulen ;
2.titel van een der voornaamste grootwaardigheidsbekleders in het eerste Franse Keizerrijk;
3. Aartskanselier van de Heilige Stoel, opperste kanselier van het pauselijke hof.

< >