m. (aarzen),
1. de door kringspieren gesloten uitmonding van het darmkanaal, waardoor de onverteerde spijsresten het lichaam verlaten ;
2. (veroud.) achterste : hij heeft geen broek aan zijn aars, hij is erg arm ; — (spr.) de aap loil met een ieder gekken en toch kan hij zijn aars niet dekken, wie met de gebreken van anderen spot heeft er zelf dikwijls vele.